Een vechtpartij in Elburg leidde er voor het slachtoffer toe dat hij vanwege een gebroken kaak vier weken niets dan vloeibaar voedsel naar binnen kreeg. Vrijdag stond de verdachte terecht. Ondanks de hulp van een topadvocaat kreeg de 22 jarige T.t.B. uit `t Harde een werkstraf opgelegd.
Het was akelig onrustig in het centrum van Elburg op de avond van 13 augustes 2009. Er waren verschillende groepen aangeschoten jongeren op straat toen T.t.B. met vrienden van hem richting parkeerterrein liep. Een groep uit Oldebroek, waartoe het latere slachtoffer behoord, zou ze “kanker-Hardernezen” hebben toegeroepen. Over het verloop van de latere gebeurtenissen werde in de rechtszaal 2 lezingen geschetst. Ten eerste dat van de verdachte: hij werd vanuit het niets aangevallen, verdedigde zich en wilde zijn belager van zich af duwen en -trappen. “Hij ging met zijn gezicht omlaag, kennelijk om mij aan te vallen. Daarbij raakte ik hem per ongeluk in zijn gezicht”. Volgens het slachtoffer was van een gevecht van twee kanten geen sprake. Hij zat met vrienden op een bankje toen hij van achter vol in het gezicht werd getrapt. Hij was korte tijd buiten westen waarna vrienden zich over hem ontfermden. De politierechter vroeg de verdachte hoe het kwam dat het slachtoffer aan de rechterkant van zijn gezicht geraakt is. Een zijde die hij maar moeilijk zou kunnen raken als hij de tegenover hem staande belager van hem af wilde duwen. Een afdoende verklaring daarvoor had de verdachte niet. De officier van justitie vond dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, bewezen was. “Het gaat om een flinke trap die verkeerd is aangekomen”. Ze eiste een voorwaardelijke celstraf van 2 maanden en een werkstraf van 120 uur. De verdacht had als raadsman één van de gebroeders Anker meegenomen. Hij meende dat het relaas van het slachtoffer onvoldoende vaststaat. “In zijn snelle eerste reactie na de aanhouding meldde mijn cliënt uit zelfverdediging gehandeld te hebben. Dat is dus niet iets dat hij later na ruggespraak bedacht heeft.” Ook had de verdacht in zijn verklaring aangegeven dat hij nooit de opzet had het gezicht te raken. “De overtuiging in het verhaal van de aangever ontbreekt. Dus ik ga uit van de lezing van mijn cliënt.” De politierechter deed dar niet. Ze vond dat in de vele getuigenverklaringen voldoende aanwijzingen dat T.B. het slachtoffer met zijn voet van een bankje getrapt had. De rechter kwam tot een werkstraf van 180 uur, waarvan 60 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ook moet hij het slachtoffer een schadevergoeding van ruim duizend euro betalen.
Bron: De Stentor