Piet von Grumbkow schrijft op zijn site regelmatig artikelen en verhalen over ’t Harde in vervlogen tijden. Dit maal een bijdrage over de legerplaats die nog altijd aanwezig is.

De grote brand op t Harde. Juni 1970, ik ren over de Eperweg en ik wil maar één ding: naar huis. Maar dat is niet eenvoudig. Gillende sirenes, tanks en overal mensen die door elkaar heen rennen. Brandweerauto’s rijden af en aan naar zwembad de Hoksenberg om water uit het bad te zuigen. Op de Sportlaan, (wat doe ik hier eigenlijk? Mijn nieuwsgerigheid is kennelijk groter dan mijn dwang om naar huis te gaan, dit is zeker niet de kortste weg naar huis!) loop ik zo’n typische Hardenese man tegen het lijf, hoe heet hij toch? Eibert van ’t Hul? Lammert Polinder? Gerrit Hoekerd? Of Dries Leusink? Ik ken hem van de voetbalclub, een grote rijzige man met een geruite pet op zijn hoofd en hij ziet er verwilderd en ietwat zwart geblakerd uit. ” We gaan eraan!! We gaan eraan!!” Roept hij tegen iedereen. “Weg!! Ga weg, God zal ons vernietigen!!” Zijn verschijning werkt mij danig op de jonge zenuwen en ik ren nog harder richting huis met het hart kloppend in mijn keel: God bestaat niet, hoewel, volgens mijn moeder wel. Maar je weet het maar nooit, zeker nu de lucht zo donker wordt! Later hoor ik dat op een totaal onverwacht moment de wind op de Bovendwarsweg zomaar was gaan draaien en dat het vuur niet meer verder het dorp in kwam.

In die tijd manifesteerde op ’t Harde “De oude Evink” (zijn zoon bestierde een slijterij) zich als een soort dominee die zijn kerkvrienden op zondagen reed naar kerkbijeenkomsten in Wezep. Ik hoorde dat uit die kringen werd beweerd dat het draaien van de wind “De hand was van God.” Ik dacht er het mijne van: “Vreemde God, eerst fikkie stoken, iedereen de stuipen op het lijf jagen, de wind laten draaien en dan blussen.”

bosbrand_tharde2bosbrand_tharde3