Het was de tijd dat oorlog nog niet zo gruwelijk was. De troepen zongen bij hun vertrek vrolijke strijdliederen en beloofden voor de kerst terug te zijn. In plaats van rollende tanks waren er nog dravende paarden. In plaats van goed ontwikkelde kernwapens werd er gebruik gemaakt van primitief schietgeschut. In plaats van kleding in schutkleuren werden de meest schitterende uniformen gedragen. Vroeger was niet alles beter, maar dat het verleden mooie dingen biedt, bleek wel uit de demonstratie, georganiseerd door het Nederlands Artillerie Museum en de Stichting Historie der Koninklijke Nederlandse Veldartillerie en Cavalerie 1812-1912. Slechts de moderne technologie verraadde dat deze tijden definitief vervlogen waren. Nadat de paarden hadden aangetoond goed in formatie te kunnen lopen, werd het tijd het geschut erbij te pakken. Deze mitrailleurs werden gebruikt van 1918 tot mei 1940. In feite waren het afdankertjes van Engeland, nadat ze het geschut gebruikt hadden in de eerste wereldoorlog. In het wapen zit een geavanceerd systeem, waardoor een klein detail, zoals zand in de machine, er al voor kan zorgen dat het wapen niet afgaat: “Het is een wonder dat Engeland de loopgravenoorlog, met al die modder, met dit wapen gewonnen heeft”, wist de commandant te vertellen.
Vroeger was alles anders
Wie niet beter wist, waande zich woensdagavond op de legerplaats Oldebroek in 1914. Vele aandachtige toeschouwers vergaapten zich aan het schouwspel dat de Rode Huzaren uit Groningen opvoerden. De mitrailleursectie van de Cavalerie uit 1914 kwam op de Veluwse heide weer tot leven.